- die
- n. dobbelsteen; stempel; matrijs--------v. sterven; overlijden; verdrinken; verlangen ("slang")die1[ daj] 〈zelfstandig naamwoord〉1 matrijs ⇒ stempel; gietvorm————————die2, 〈informeel ook〉 dice [ dajs] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: alleen dice〉1 dobbelsteen ⇒ teerling; 〈ook figuurlijk〉 kans, geluk2 〈meervoud〉dobbelspel♦voorbeelden:1 small dice of bacon • dobbelsteentjes spekthe dice are loaded against him • het lot is hem niet gunstig gezindone of the dice • een dobbelsteen2 gamble away money at dice • geld verdobbelen¶ 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 no dice • tevergeefs————————die3〈werkwoord〉1 sterven ⇒ doodgaan, overlijden, omkomen2 ophouden te bestaan ⇒ verloren gaan3 uitsterven ⇒ wegsterven, wegteren4 verzwakken ⇒ verminderen, bedaren♦voorbeelden:1 die by one's own hand • de hand aan zichzelf slaandie from/of an illness • sterven aan een ziekte2 the mystery died with him • hij nam het geheim mee in zijn graf¶ be dying to smoke a cigarette • snakken naar een sigaretdie away • wegsterven 〈van geluid〉; uitgaan 〈van vuur〉; wegkwijnen; gaan liggen 〈van wind〉die back • afsterven 〈van plant〉die down • bedaren; afnemen 〈van wind〉; uitgaan 〈van vuur〉die hard • maar langzaam verdwijnen, niet opgevendie off • een voor een sterven; uitstervenbe dying for a cigarette • smachten/snakken naar een sigaret〈informeel〉 die of anxiety • doodsangsten uitstaan
English-Dutch dictionary. 2013.